DANSEND LEREN Een gesprek over hoe dans kan bijdragen aan taalontwikkeling

Gepubliceerd op

Dansdocent en onderzoeker Saskia Sap deed onderzoek bij het lectoraat Kunsteducatie naar hoe dans kan bijdragen aan de taalontwikkeling van jonge kinderen die Nederlands niet als hun eerste taal hebben. Ze ontwikkelde een model, dat dansdocenten handvatten geeft om lessen te ontwerpen die de taalontwikkeling van deze kleuters ondersteunt. Op basis van dit model zijn lessen ontwikkeld voor drie Amsterdamse basisscholen. Ava Sopacua (oud-student opleiding Docent Dans) voerde als docent de lessen op een van de basisscholen uit. Sanne Kersten interviewt Saskia en Ava over hun ervaringen.

Een onderzoek naar dansend Nederlands leren, hoe pak je dat aan?
Saskia: ‘Ik was benieuwd naar hoe dans kan bijdragen aan de taalontwikkeling van kinderen die Nederlands niet als thuistaal hebben. Om daarachter te komen, ben ik begonnen met literatuuronderzoek: het bestuderen van al bestaand onderzoek. Daar kwam ik al vrij snel het Vlaamse TOL-model tegen (Taal Ontwikkelend Lesgeven), over hoe kleuters een nieuwe taal leren. In dat model beschrijven ze een aantal aandachtspunten die taalontwikkeling ondersteunen, zoals het creëren van een positief, veilig en rijk leerklimaat, betekenisvolle activiteiten en interactie. Dat model hebben we toegepast op dans. Op basis van het model ontwikkelden we een lessenserie die we uitvoerden op drie basisscholen in Amsterdam. Door observaties in de klas, audioreflecties en interviews met de betrokken dansdocenten en groepsleerkrachten hebben we informatie ingewonnen over de ervaringen met het model.’


En hoe raakte jij hierbij betrokken Ava?
Ava: ‘Op mijn eerste stage gaf ik dansles aan kleuters op een basisschool in de Bijlmer, dat vond ik heel leuk. Ik kwam erachter dat ik meer wilde: niet alleen dansen met woorden, maar eigenlijk wilde ik echt Nederlands leren aan kinderen die niet goed deze taal spreken. Ik klik heel goed met kleuters, ik kan helemaal in hun leefwereld stappen en vind het fascinerend wat er gebeurt als je ze een nieuw woord leert.Het begint met verbazing, dan volgt enthousiasme: je ziet die sprankeling in die ogen!’


Je vertelde dat je al langer bezig bent met dit thema. Wat neem je mee van deze ervaring in je werkpraktijk?
Ava: ‘Dat de herhaling van woorden echt de sleutel is tot succes. Veel herhalen dus, plus altijd hetzelfde woord gebruiken. Dus als jij het woord kat uitlegt, moet je niet ook spreken over poes. Want wij weten dat dat hetzelfde is, maar voor de kinderen is het heel verwarrend. Of dat je zegt: ‘gooi je armen in de lucht’, en daarna ineens: ‘doe je armen in de lucht’. Dat heb ik heel erg uit deze lessen gehaald, dat je echt dezelfde woorden moet gebruiken en ook niet zo heel veel woorden.’

En jij Saskia?

Saskia: ‘Voor mij werd bevestigd hoe belangrijk je lijf is bij het leren, dus dat leren niet alleen gebeurt in je hersenen. Kinderen zijn zo beweeglijk en wij als volwassenen hebben dat eigenlijk afgeleerd. Het blijft zo veel beter hangen, als je bewegend leert. Zeker als het gaat over bijvoorbeeld emotie, woorden als blij en verdrietig, maar ook woorden als groot of klein. Je kan jezelf groot voelen door groot te bewegen en op die manier leren kinderen: Ik mag groot zijn en ik voel ook wat het woord groot echt betekent als ik groot beweeg. Dus die embodiment, dat is voor mij nu veel meer uitgediept.’

Jullie werkten in de lessen ook samen met de groepsleerkrachten. Hoe was die samenwerking?
Saskia: ‘Die samenwerking ging goed, we hadden veel aan hun inbreng.Het was ook fijn dat de groepsleerkrachten bij de danslessen waren, want die zagen de kinderen weer op een hele andere manier.’
Ava: ‘Klopt! Zij zagendat de kinderen in de klas die heel weinig zeiden bij ons juist helemaal tot bloei kwamen.
Ik merkte ook dat wij van hen kunnen leren over klassenmanagement. Andersom hadden de groepsleerkrachten weer heel veel aan hoe wij met de creatieve ‘chaos’ in de klas omgingen. Bijvoorbeeld, hoe wij met de kinderen gek over de grond gingen rollen. Een gemiddelde leerkracht vindt dat wat spannend. Zij zijn soms wat banger voor wat zij chaos noemen, dat is in danslessen veel normaler: kinderen hebben veel energie en uiten dat ook.

Waren er ook uitdagingen of dingen die anders uitpakten dan je had verwacht?
Saskia: ‘Ik vond het lastig om het artistieke aspect van dans erin te houden. Als ik het weer zou doen, dan zou ik veel meer de danselementen tijd, kracht, ruimte, lichaam inzetten, om nog meer de artistieke kwaliteit te bevorderen.
Door het onderzoek heb ik geleerd wat betrouwbaar onderzoek is, en dat je daar heel zorgvuldig in moet zijn. Soms was ik snel geneigd om een bewering te doen, terwijl het een suggestie of mening was van iemand. Op basis van mijn onderzoek kan ik niet zeggen: zie je wel dat het dansend leren werkt. Ik kan wel zeggen dat het dansend leren werkt volgens de betrokkenen die hierbij aanwezig waren. Nu ben heel benieuwd naar hoe je daar nog verder in kan gaan, door te meten en echt meer empirisch bewijs te verzamelen. Doorte beginnen met een nulmeting bij een groep en dan na een half jaar of een jaar werken met deze lessen opnieuw te meten en kijken waar ze dan wat hun taalontwikkeling betreft op uitkomen.


Wat zijn voor jou de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek?
Saskia: ‘Voor mijzelf als eerste, en dat klinkt misschien gek, maar dat dansend leren leuk is voor kleuters. We hadden week na week enthousiaste groepen kinderen op alledrie de scholen. En een kind dat iets doet wat het leuk vindt, leert ook sneller. Daarnaast dat het gebruik van je lichaam bij het leren van taal een heel belangrijk instrument is. Dat we nu een getest model hebben dat als tool gebruikt kan worden door dansdocenten dat is fantastisch.’
Ava: ‘Ja, dit heeft echt betekenis voor dansdocenten die aan kleuters lesgeven. Bij mij op de opleiding was ik de enige uit mijn jaar die affiniteit had met kleuters. Dat vond ik jammer, omdat je zoveel met hen kan doen. Ik doe soms echt een moderne dans met die jonge kinderen. Je moet er wel een verhaal bij bedenken, dan heb ik het over bladeren die vallen, maar dan zijn we gewoon modern aan het dansen. Je kan zoveel met kleuters en door dit onderzoek kunnen we dat ook laten zien.’
Saskia: ‘Ja, kleuters hebben zelf een hele grote fantasie, soms komen daar hele gekke bewegingen uit of hele leuke woorden. “Kijk juf, ik ben een ondersteboven bloem”, dan gingen ze op hun kop hangen en dan waren ze ook blaadjes en een stam en bloem.

Nu ligt er een mooi onderzoeksrapport. Je bent heel actief je onderzoek aan het delen. Hoe nu verder?

Saskia:Ik ben nu bezig om een Engelstalig peer-reviewed artikel te schrijven voor een internationaal journal. In juli ga ik naar een internationale conferentie om te presenteren over mijn onderzoek. Daarnaast werk ik bij NEOS in Amersfoort, waar we ook dans voor taalontwikkeling proberen in te zetten op scholen. In maart organiseert NEOS in samenwerking met het lectoraat Kunsteducatie een conferentie over kunst en taal, daar wordt dit onderzoek over dansend leren ook een onderdeel van. Je kan kunst en taal op veel manieren aanvliegen, met meerdere kunstdisciplines, en dat brengt heel veel mogelijkheden voor het onderwijs!’

Nieuwsgierig geworden? Lees het volledige onderzoek.

Meer weten: Luister de podcast.
 

Saskia Sap door Nicolet Peters

Ava Sopacua door Ezme Hetharia

Delen